Thuis in Ter Speelbergen in Beerzel

Thuis in Ter Speelbergen in Beerzel

Onze thuis was het huis dat onze ouders voor ons bouwden en waar wij in een warm gezin opgroeiden: Ter Speelbergen, Peredreef 5, Beerzel.

Wij waren met zes. Een zusje dat ik nooit gekend heb, stierf een Wiegedood. Moeder, Paula Mylemans (1921 – 2001), had er tot het eind van haar leven veel verdriet om. Achter op de fiets van mijn oudste zuster Klara reed ik mee naar de bewaarschool van Heist-Statie. Alleen de derde kleuterklas heb ik gevolgd – onze ouders hadden de kinderen liefst thuis – en dan heb ik nog veel ‘gebrost’ want ik mocht dikwijls mee met vader, Jozef Weyns (1913 – 1974), die toen nog dagelijks op en af reed naar Bokrijk waar hij in 1953 benoemd was als conservator. In 1958 verhuisden wij naar de ambtswoning van de conservator in het Openluchtmuseum die wij huurden. Onze thuis bleef echter Ter Speelbergen: de weekends en vakanties waren wij daar. Dat onze ouders Ter Speelbergen behielden strookte met het verlangen van ons allemaal.

Vader heeft het concept en de geschiedenis van de bouw van Ter Speelbergen, verhalen rond de materialen die hij verzameld had en hoe het huis uiteindelijk gestalte kreeg uitvoerig beschreven in ‘Het verhaal van ons huis’ (Davidsfonds, 1954). Tevens is het een familiekroniek van ons prille gezin.

De wekelijkse verhuis van Bokrijk naar Ter Speelbergen en zondagavond weer terug, was memorabel. Zes kinderen in de tweedehands auto gestuwd, eerst nog zoeken en sakkeren op Karel die het weer eens ergens uithing, Katelijne vooraan onder het dashboard zodat de politie niet zou merken met hoeveel wij daar wel in zaten, verschillende jaren Peet Schriek, onze grootmoeder, daar ook nog bij, moeder met een grote pot gereedgemaakte soep tussen haar benen, kleren in grote zakken gestouwd in de koffer en dan nog onze boekentassen die wij tijdens de weekends toch niet open deden omdat er Ter Speelbergen zoveel plezanter dingen te doen waren dan voor school te ‘leren’. In Bokrijk was er ook wel veel te beleven, Cecilia had er een verstoten lammetje dat zij met de papfles heeft grootgebracht, maar toch vonden wij het Ter Speelbergen nog het plezantst. De Cattersels waren daar onze vaste speelkameraden, Reinhilde vond er haar lieven en zou later met de beste trouwen en ik leerde er met de zeis het gras maaien.

Ter Speelbergen was voor ons vrije tijd. Daar aangekomen was het eerste wat vader deed naar Jocsi Bacsi en tant’Anneke (Jozef van Rompay en Annuska Béber) bellen om te vragen of zij niet konden afkomen want hij had hen weer voor het een of ander nodig. Vrienden waren er bijna altijd, zeker in de vakantiemaanden. Ter Speelbergen was een gastvrij huis, getuige waarvan het indrukwekkende gastenboek waar vader veel zorg aan besteedde. De kinderen werden altijd in min of meerdere mate betrokken bij de gebeurtenissen, was het niet om Lambiek te gaan tappen uit het vat dat in de kelder lag, dan waren het de vier meisjes die samen moesten zingen voor de bezoekers in de Rode Hal. Die Rode Hal was en is de open zolderverdieping waar een grote open haard brandde, door vader beschreven in zijn boek ‘Brieven uit mijn bakhuis’ (Uitg. in eigen beheer, 1967). Hier zaten wij menige avond mee te luisteren naar de vrolijke verhalen van Josi Bacsi of de krasse uitspraken van ‘Meester’ Jos De Greef. Vele vrienden zaten hier aan de haard of zaten beneden in de woonkamer aan de grote tafel. Moeder kookte voor iedereen. Ook als er voorname gasten waren zaten wij, kinderen, mee aan tafel, luisterden naar de verhalen, ook als die in het Frans, Duits of Engels waren, en leerden zo veel. Overigens hadden wij in Bokrijk een vaste plaats aan tafel waar vader resideerde wijl moeder op en af liep naar de keuken. Katelijne zat aan de linkerzijde van vader. Zij was zijn lieveling omdat zij zo lief en schattig was met haar twee vlechtjes in het blonde haar en wij gunden het haar. Ik mocht aan de rechterzijde van vader zitten. Hij noemde mij de ‘stamhouder’, zodat ik wel stof had voor mijn latere psychoanalyse.

Hoogtepunt in ons familiale leven waren de jaarlijkse Meiboomplantingen Ter Speelbergen. Omdat het voor de instanties in Bokrijk niet kon, besloot vader, hierin gesteund door moeder, het dan maar zelf te doen in 1958: een Meiboomplanting vieren Ter Speelbergen met de volkskunstgroep Boerke Naas uit Sint-Niklaas. Een gelijkaardig scenario speelde zich af bij de uitgave van zijn geschreven levenswerk ‘Volkshuisraad in Vlaanderen’ (enkele exemplaren van dit vierdelige standaardwerk zijn nog steeds te verkrijgen bij de kinderen Weyns aan 150 Euro). Toen de uitgever de financiële risico’s niet meer zag zitten, besloot vader het dan maar zelf uit te geven, en, met de steun van vele vrienden, werd het een succes. Die Meiboomplantingen werden hoogdagen van de vriendschap. Al dat bekend volk dat toestroomde op de spelewei van Ter Speelbergen om de nieuwe lente, het nieuwe leven te verwelkomen, ge zult het als kind maar meemaken. Geburen, vrienden van dichtbij en van heel ver: wij waren als één grote familie verenigd rond de zinnebeeldige Meiboom.

Zo was onze thuis.

Foto: Katelijne Weyns

Lodewijk Weyns